Vive le Vélodrome!
Vive le Vélodrome!
Wedstrijden op de baan zijn ontzettend spannend. Je staat als publiek met je neus op de baan, waardoor je de rijwind van de renners om je oren krijgt zodra ze met 70 kilometer per uur langsrijden. Veel professionele wegrijders rijden in de winter op de baan om hun conditie op pijl te houden voor de voorjaarsklassiekers. En als fietsliefhebber is het dan ook ontzettend vermakend om de verschillende soorten wedstrijden mee te maken. Of nog beter: het zelf te proberen. Als je het durft…
Geschiedenis van het baanwielrennen
Baanwielrennen begon in 1870 en werd vlak voor de Tweede Wereldoorlog behoorlijk populair. In de Verenigde Staten alleen werden er al zesdaagse’s georganiseerd in het Madison Square Garden in New York. Deze locatie gaf z’n naam aan het soort wedstrijden, die we vandaag de dag nog steeds zien; The Madison (koppelkoers in het Nederlands). De verhalen gaan dat Ernest Hemingway volledige zesdaagsen langs de baan zat te schrijven.
Één Amerikaanse renner werd in de begindagen van de sport al snel ‘heer en meester’ van het vélodrome: Marshall Walter “Major” Taylor. Taylor, een sprinter, was een icoon in de sport in het algemeen. Zo was hij in 1899 de eerste Afro-Amerikaan die een WK fietsen won. Ondanks de rassendiscriminatie, waar ook hij onder leed, was hij ontzettend succesvol op de baan. Hij won wedstrijden in Madison Square Gardens voor een publiek van 60.000 mensen. In 1901 stak hij de Oceaan over naar Europa, waar hij 42 van de 57 wedstrijden die hij reed won. Geen slechte score!
Baanwielrennen anno nu
Deze tak van sport is in Europa tegenwoordig behoorlijk populair. Zeker in België, Frankrijk, Nederland, Duitsland én het VK. Maar ook Australië, Nieuw-Zeeland, China en Japan hebben een rijke traditie in het baanwielrennen.
De meeste banen zijn 250 meter lang en gemaakt van hout. Ze hebben twee rechte einden, die via twee schuin aflopende bochten met elkaar worden verbonden. In de Lage Landen wordt deze baan ook wel de piste genoemd, en de renners pistiers. Die laatste categorie is in twee groepen onder te verdelen: slanke renners, en renners met bovenbenen als bomen. Deze bouw weerspiegelt de twee disciplines waarin op de baan wordt gereden: lange afstand en sprint. Duitser Robert Förstemann heeft de meest bekende sprintersbenen van dit moment. Hij staat, dankzij de benen, ook wel bekend als ‘Quadzilla’. De meeste sprintwedstrijden op de baan duren zo’n 8 tot 10 ronden, met een razendsnelle climax in de laatste. Deze renners zullen we dan ook niet snel terugzien op een langere discipline.
De succesvolle Nederlandse renner Niki Terpstra is in de winter altijd op de baan te vinden. Hij doet regelmatig mee met zesdaagsen, en is een echte renner voor de langere afstanden.
Een zesdaagse wordt in duo’s gewonnen. Twee renners per team verdienen gedurende het hele evenement punten in wedstrijden die vaak pas rond middernacht klaar zijn.
Het materiaal
Volgens sommigen is baanwielrennen de meest pure vorm van fietsen die er bestaat. De baanfietsen zijn fixed gear: terugtrappen zit er niet in. Ondanks dat de meeste frames tegenwoordig aerodynamisch en van carbon zijn, verschilt de aandrijving niet veel met dat van Major Talor’s dagen. Een groot blad voor, een klein blad achter en een ketting die de twee met elkaar verbinden. De fietsen hebben ook geen remmen. Waarom? Omdat het in ieders voordeel is dat er geen onverwachte remacties zijn, die enorme valpartijen kunnen veroorzaken. Afremmen op de baan gaat op twee manieren, maar daarover later meer.
Baanfietsen zijn moeilijker te berijden dan de normale wegfiets, om logische redenen. Dit is misschien ook de reden waarom deze soort fietsen door de koerier-fietsers zijn geadopteerd om “fixies” tot leven te brengen. Dit slaat op de fixed gear; het ontbreken van de terugtrap. Fixies zijn vaak voorzien van een rem voor op de weg, terwijl baanfietsen geen rem hebben. Sprinters op de baan hebben enorme kettingbladen, terwijl de duurrenners over het algemeen met een vrij normaal verzet rijden: rond de 52×14. De puurheid van het baanwielrennen zit ‘m in het ontbreken van een versnellingsgroep; om harder te fietsen, moet je harder trappen. Dit vraagt om “souplesse”, de mogelijkheid om efficiënt te trappen met een hoge cadans. Iets wat doorgaans wordt gebruikt als graadmeter voor de stylisten.
De derny
De derny is een kleine motorfiets (90cc) die op de baan voor motor pacing wordt gebruikt. Het team bestaat uit een derny-chauffeur én een fietser. Tot 6 teams tegelijk rijden tegen elkaar op de baan. Het geheim tot een succes op deze discipline zit ‘m niet alleen in goede benen, maar ook de communicatie tussen de renner en chauffeur.
Regelmatige bezoekers zullen de blauwe rookwolk van de derny’s niet snel vergeten. Aan de andere kant creëert het een speciale, nostalgische sfeer. Al zien we wel in waarom de elektrische derny z’n intrede maakt.
Zelf de baan op!
Veel banen bieden beginnerscursussen aan. Iets wat je zeker aanraden, als je nog nooit op de baan hebt gereden. Vaak is een baanfiets ook op locatie te huren.
Het fietsen op de baan, met een speciale baanfiets, kan de eerste keer best spannend zijn. Alleen al vanwege de fiets: fixed gear, geen remmen. Maar gelukkig gaat het altijd maar één richting in op de baan, en dat is tegen de klok in. Ook zullen de hoogtes er vanaf de fiets een stuk hoger aanvoelen dan dat het op foto’s overkomt. Je zult dan ook een minimale snelheid van 30 kilometer per uur moeten rijden om boven in de bocht te kunnen blijven hangen. Dit is dan ook één van de eerste dingen die je zult leren.
Het belangrijkste aspect van baanwielrennen is het houden van je eigen lijn. De blauwe rand onderin heet de ‘Côte d’Azur’, en wordt gebruikt door renners die op en afstappen. Hoe je stopt? Minder kracht zetten tijdens pedaleren, of de hoogte in sturen op de baan. Omdat de baan oploopt, zul je in de buitenbocht meer meters afleggen dan onderin. Wil je juist versnellen? Zorg dan dat je zo dicht mogelijk aan de binnenkant van de baan zit. Zodra je een beetje gevoel voor de baan krijgt, is er niets gaver dan met volle vaart uit de buitenbocht richting de zwarte lijn op het rechte eind te sprinten…
Wedstrijden op de baan zijn ontzettend spannend. Je staat als publiek met je neus op de baan, waardoor je de rijwind van de renners om je oren krijgt zodra ze met 70 kilometer per uur langsrijden. Veel professionele wegrijders rijden in de winter op de baan om hun conditie op pijl te houden voor de voorjaarsklassiekers. En als fietsliefhebber is het dan ook ontzettend vermakend om de verschillende soorten wedstrijden mee te maken. Of nog beter: het zelf te proberen. Als je het durft…