Vroeg of laat begin je je als wielrenner af te vragen hoe jouw prestaties zich verhouden tegenover die van anderen. In plaats de wekelijkse (weekendse) ronde door de polder of duinen willen we weten of we er toe doen in lokale criteriums, wedstrijden op de weg of op het cyclocross-parcours in de buurt. Maar hoe maak je die stap, en wat heb je hiervoor nodig?
De club
Om te beginnen is het verstandig om lid te worden van de lokale fietsclub. De meeste wedstrijden in Nederland worden door het KNWU georganiseerd, en om deel te mogen nemen heb je hiervoor een KNWU-licentie nodig. Om een wedstrijdlicentie aan te mogen vragen, moet je lid zijn van een wielerclub.
Tijdens trainingen en clubwedstrijden leer je over het rijden in een peloton en krijg je alle do’s en don’ts mee. Ook essentiële skills als het terugpakken van de ontsnapping, solo (proberen) weg te rijden uit de groep én het worden gedropt zullen daar aan bod komen. Daarnaast is een club ideaal om andere rijders en hun rijstijlen te leren kennen. Zo zijn er altijd een paar beesten die belachelijk hard kunnen rijden, renners die nooit een trap op kop doen maar wél weten te winnen, de getalenteerde rijders én de rijders met minder talent. Maar iedereen rijdt in dezelfde mooie clubtenues. Je bent nu officieel lid van een team.
Eerste race
Het is fijn om tijdens de eerste races iemand bij je te hebben die je kan wijzen op alle do’s en don’ts van het racen. Een ervaren clubgenoot, bijvoorbeeld. Iemand die je tips kan geven, commentaar geeft op je (foute) gewoontes en je prikkelt. Zo was de top-tip die ik tijdens mijn eerste criterium te horen kreeg: “Je mag de zijkanten van je banden in de bochten gebruiken, hoor!”. Zo kreeg ik tijdens de eerste races ook “lessen” over het hard doortrappen tijdens de bochten. Tenzij je crank de grond raakt, natuurlijk. Elke wedstrijdrijder is bekend met het geluid van aluminium of carbon dat over het asfalt schraapt. Hoewel fietsen vaak wordt gezien als een individuele sport, is het rijden in grote groepen vaak aangenamer.
Eerste grote valpartij
We zeggen dit niet graag, maar het gaat gebeuren. En fijn zal het niet zijn. Over het algemeen zien we meer valpartijen dan dat we er zelf bij betrokken zijn, maar vroeg of laat lig je er zelf ook bij. Zo ook onze hoofdredacteur; het was z’n eigen fout (en hij was het grootste slachtoffer). Één been 2 weken in het gips en 6 weken niet fietsen. Gelukkig was de beste manier om te herstellen volgens de arts… fietsen!
Het meest frustrerende van zo’n valpartij? De periode erna dat je niet kunt fietsen. De grootste les die onze hoofdredacteur heeft geleerd? Rijd het parcours ten minste één rondje vóór de wedstrijd begint.
Eerste overwinning
Zo zeldzaam, maar o zo zoet. Eens zal dit jou ook overkomen. Een overwinning. Op welke manier het ook gebeurt, het geeft zo’n machtig mooi gevoel. Op dat moment ben je Eddy Merckx, Anna van der Breggen, Tom Dumoulin en Marianne Vos in één. Het is simpelweg geweldig. Tenzij je een groot talent bent, zal het maar één of twee keer per seizoen voorkomen (welkom in mijn wereld). Maar het is al het afzien waard. Succes!